Dé grote vraag is: Wat gaat het kabinet niét doen?
De verkiezingscampagne van 2021 miste een thema. Er was eigenlijk geen beleidsonderwerp zonder klacht dat het te weinig aandacht kreeg – corona incluis. Gelukkig hoeven we voor een themaloze formatie niet te vrezen. Al voor het hele formatiecircus goed en wel op gang is gekomen diende hét hoofdthema zich aan: Tegenmacht. Met al het drama dat bij een spannende serie hoort: geruzie in de familie (CDA); top-politici die net zo kwetsbaar bleken als gewone mensen (positieve tests voor Keijzer en Ollongren); een hachelijke vluchtscène (het moment van de foto); het schokkende geheim dat openbaar werd (de foto zelf), de whodunnit (wie o wie heeft er gesproken over de positie van Omtzigt) en een lange politieke nacht, waar we het nog jaren over zullen hebben.
Ondanks de haastreactie om in no-time twee van de drukste coronaministers te benoemen als vervangverkenners viel de formatie stil. Terecht. Op een enkeling na (waarschijnlijk Mark Rutte zelf?) voelde iedereen dat nu tempo maken écht niet kon. Waarom niet? Omdat de indruk gewekt was dat één van de populairste politici van het land door de zittende macht weggepromoveerd werd. Omdat het er alle schijn van had dat dat gebeurde om van zijn moeilijke vragen af te komen. Omdat juist Pieter Omtzigt hét gezicht is van de controle van de macht. En omdat (bijna) iedereen begrijpt dat een machthebber in een democratische rechtsstaat zich niet eventjes snel van de tegenmacht kan ontdoen. Langzamerhand raken steeds meer mensen in Nederland overtuigd dat ‘de rechtsstaat gerepareerd moet worden.’
Ons overheidssysteem rust op de schouders van Rousseau, Locke, De Tocqueville en anderen die ons het principe van volkssoevereiniteit leerden: de overheid krijgt macht, maar slechts ten dienste van haar burgers. De manier waarop we de overheid hebben ingericht leunt op ideeën van mensen als Montesquieu en Madison: er dient een scheiding der machten te zijn. Die scheiding moet voorkomen dat eigenbelang of incompetentie van een machthebber ervoor zorgt dat de overheid niet meer in staat is om haar hoofdtaak uit te voeren: de rechten van burgers beschermen. In het systeem van gescheiden machten, controleren die machten elkaar. Een systeem van checks-and-balances. De toeslagenaffaire heeft ons laten zien dat dit systeem niet altijd goed functioneert in Nederland. Burgers konden hun recht niet halen als ze beroep aantekenden bij de Belastingdienst, vervolgens niet bij de rechter en ook de ombudsman kon de zaak niet keren. Volstrekt onterecht bleken dezelfde fouten gemaakt te worden bij zo’n beetje alle onderdelen van de overheid. De Raad van State, de Tweede Kamer, het Kabinet, de uitvoeringsdiensten, gemeenten, rechters, ombudsman én anderen functioneerden niet zoals een systeem van checks-and-balances moet functioneren. Het leidde tot Ongekend onrecht.
Het repareren van het systeem zou dé topprioriteit van een nieuw kabinet moeten zijn. Pieter Omtzigt gaat in zijn boek “Een nieuw sociaal contract” verder dan het principe van macht en tegenmacht. Hij presenteert tien concrete voorstellen die helpen om het systeem te herstellen. Het zijn uitstekende voorstellen en ik schaar me graag achter zijn pleidooi. Maar tegelijkertijd stel ik ook vast dat dit pleidooi niet compleet is. Als je nadenkt hoe een gerepareerd systeem van checks-and-balances eruit zou moeten zien, dan kan je je in 2021 niet beperken tot de nationale overheidslaag. De afgelopen jaren hebben laten zien dat de decentralisatie van onder meer jeugdzorg, Wmo en Particpatiewet tot problemen leidt. Ook in die onderwerpen komen burgers in het gedrang en bestaat het risico dat het systeem van checks-and-balances niet goed functioneert. Wanneer je het systeem opnieuw bekijkt, moet je daarom ook nadenken welk onderwerp op welk overheidsniveau thuis hoort en: hoe de machten binnen én tussen overheidslagen zich tot elkaar verhouden.
Datzelfde geldt voor het internationale toneel. Er is een groeiend aantal onderwerpen waarbij één nationale overheid niet in staat kán zijn om de rechten van haar burgers goed te beschermen. Denk bijvoorbeeld aan onderwerpen als kinderporno en cyberciminaliteit. Maar ook aan het werven van strijders door terreurorganisaties en het beteugelen van de macht van technologiegiganten als Facebook, Google en Tencent. Ten aanzien van al die onderwerpen gelden twee dingen: 1. De nationale overheid is in haar eentje niet staat om de rechten van burgers te beschermen, 2. Wanneer samenwerkende landen over deze onderwerpen gaan onderhandelen op basis van nationale belangen, komt er een vlees-noch-vis compromis uit dat niet effectief zal zijn. Steeds snellere digitalisering en de afwezigheid van landsgrenzen in de online wereld, zullen ertoe leiden dat er steeds meer onderwerpen komen die op internationaal niveau zullen moeten worden belegd. Juist op het internationale niveau is een systeem van checks-and-balances nog ver te zoeken.
Het is logisch dat er nu vanuit het hele land naar Politiek Den Haag gekeken wordt en iedereen wil weten wie er nu met wie gaat praten. We zitten te springen om een nieuw, missionair kabinet dat de verschillende crises waar we in zitten aan zal pakken. Dankzij de formatiecrisis rondom ‘positie Omtzigt’ mogen we verwachten dat het naast corona, het pensioenstelsel, de belastingen en al die andere belangrijke onderwerpen in deze formatie ook zal gaan over de vraag hoe het kabinet haar tegenmacht kan helpen om sterk en effectief te zijn. Maar het moet ook gaan over de onderwerpen die het kabinet wel en niet kan overlaten aan decentrale overheden en over hoe bij sommige onderwerpen de rechten van burgers op internationaal niveau écht beschermd kunnen worden. Het kabinet kan de problemen op lokaal en internationaal niveau niet oplossen door ze nationaal te behandelen. De grote vraag deze formatie zou dus niet moeten zijn: ‘Wat gaat het volgende kabinet doen?’ Nee, de grote vraag zou moeten zijn: ‘Wat gaat het kabinet niét doen?’
(Een iets uitgebreider pleidooi om de juiste onderwerpen door de juiste overheidsniveau te laten behandelen vind je in mijn boek ‘Democratie in crisis’)