De nieuwe space race vraagt om buitenaardse verkeersregels
In de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw waren de twee grootmachten van toen, verwikkeld in een strijd om de ruimte. Ruim een halve eeuw later lijkt er weer een strijd los te barsten, maar dan met veel meer deelnemers. Het zou wel eens heel erg druk kunnen gaan worden daar boven. Dat vraagt om verkeersregels, maar wie moet die opstellen?
Door toevallige omstandigheden bezocht ik in 2011 kort na elkaar het Kosmonautenmuseum in Moskou en Kennedy Space Center bij Cape Canaveral. Het verschil in hoe de beide ruimtevaartnaties zich presenteerden was enorm. Beiden pochten met successen uit het verleden, zoals de Russische Sputnik en Gagarin en de Amerikaanse maanlanding met bijbehorende iconische woorden. Maar waar de presentatie van de Amerikanen vrijwel geheel over het verleden ging, hadden de Russen in hun museum ook veel aandacht voor de (toen) actuele ruimtevaartprogramma’s. Minstens zo intrigerend als dat verschil, is de ontwikkeling sindsdien. Ruimtevaart was zo’n tien jaar geleden nog primair een overheidsbezigheid. Hoe anders is dat nu?!
Jeff Bezos maakte deze week bekend dat hij de dagelijkse leiding van zijn reusachtige bedrijf Amazon uit handen geeft. Hij houdt een belangrijke rol op de achtergrond, maar wil meer aandacht besteden aan onder andere zijn ruimtevaartbedrijf Blue Origin. Dat bedrijf is – samen met bedrijven van andere miljardairs als Elon Musk, Richard Branson en Yuri Milner – verwikkeld in een nieuw soort space race. De noviteit is dat de deelnemers aan deze nieuwe race geen overheden zijn. Het zijn bevlogen ruimtevaardondernemers, die risico’s durven te nemen in de verwachting dat commerciële ruimtevaart reëel is. Ze krijgen bijval: een groeiend aantal ondernemingen mengt zich in de markt.
Musk’s bedrijf SpaceX was deze week ook in het nieuws: een SN9 raket explodeerde bij een test, dit keer lukte het niet om de raket weer veilig te laten landen. Hergebruik van een raket is wenselijk, vanwege de kostenbesparing die essentieel is bij commerciële ruimtevaart. Er wordt gewerkt aan steeds goedkopere raketlanceringen. Nu kost een lancering van SpaceX nog zo’n 60 miljoen dollar. Maar er zijn al bedrijven die veel goedkoper kunnen lanceren. Het Nieuw-Zeelandse Rocket Lab lanceert al voor zo’n 10 tot 13 miljoen dollar en werkt toe naar wekelijkse lanceringen voor ‘slechts’ 5 miljoen dollar. Astra kan nu al (kleinere) raketten lanceren voor zo’n 3 miljoen dollar. Bij die prijzen wordt het voor heel veel ondernemingen interessant om ‘mee te liften’ en satellieten de ruimte in te sturen.
Het aantal satellieten neemt daardoor flink toe, SpaceX wil bijvoorbeeld 42.000 satellieten in de lucht brengen voor draadloos internet. De Leidse sterrenkundige Thomas Wijnen waarschuwde deze week dat het té druk wordt in de ruimte, onder meer vanwege gevaarlijk ruimteafval en overbelichting van telescopen op Aarde. Het lijkt dan ook tijd te worden voor verkeersregels in de ruimte.
Naast steeds meer satellieten, komt ook het tijdperk dichtbij dat het rendabel wordt om asteroïden te gaan mijnen. Veel hemellichamen bevatten waardevolle grondstoffen, zoals lithium, kobalt, ijzer en goud. Landen als Japan en de Verenigde Staten bewezen de mogelijk al. Net als bij andere takken van ruimtesport is de verwachting dat de initiële stappen door overheden gevolgd worden door winstgevende ondernemers. In de hoop een graantje mee te pikken van de grote winsten die verwacht worden, implementeerden de Verenigde Staten (2015) en Luxemburg (2017) al wetgeving die juridisch onderdak biedt aan bedrijven die in de ruimte grondstoffen willen mijnen. Het is echter de vraag of die ontwikkeling wenselijk is.
In 1967 werd de Outer Space Treaty gesloten. Het verdrag bindt inmiddels 110 landen aan bepaalde buitenaardse regels, zoals het verbod om de maan of andere hemellichamen te bezetten of claimen. Maar het verdrag bevat nauwelijks beperkingen die bedrijven dwarsboomt om in de ruimte te mijnen of een exclusief recht te claimen op een asteroïde of komeet. De vraag is of straks in de ruimte gevochten zal worden om stukken rots? Dat dit verdrag geen duidelijkheid biedt komt niet alleen doordat het zo lang geleden is opgesteld. Het heeft er ook mee te maken dat verdragen in de basis vrijwillig zijn en de nationale belangen van landen leiden tot uitgeklede compromissen. Naast de 110 landen die gebonden zijn aan het verdrag zijn er 23 die het wel ondertekend, maar niet geratificeerd hebben.
Een verdrag van nationale overheden lijkt niet direct een geschikte oplossing om te komen tot algemeen geldende ruimteregels. In mijn boek, Democratie in crisis, bespreek ik een groeiend aantal onderwerpen is, waarvoor geldt dat nationale overheden niet in staat zijn om effectieve wetten en regels te maken én handhaven. Dat geldt bijvoorbeeld voor kinderporno, cybercriminaliteit en het inperken van de macht van technologiereuzen. Maar het geldt ook voor ruimteregels. Het wordt hoog tijd dat de landen van de wereld samen komen tot een internationale vorm van overheid die namens de bewoners van de Aarde (en niet namens hun nationale overheden) overheidsmacht kan uitoefenen om het Aardse en buitenaardse bestaan veilig en toekomstbestendig te houden!