Het Kabinet pleit voor openheid. Wat kan het leren van de tech-sector?
Het is een spannende tijd voor politieke junkies. Anderhalve week na de bestorming van het Capitool door opgehitste Trump-volgers, maakte het Kabinet haar aftreden bekend. De overeenkomst is dat in beide gevallen werd geoordeeld dat de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat in gevaar zijn. Maar het legt ook een groot verschil bloot hoe onze overheid en de technologiesector tegen openheid aankijken.
In een draadje van Twiterbaas Jack Dorsey licht hij het besluit van Twitter toe om Trump voorgoed van Twitter te verwijderen. De reden was om de veiligheid van mensen op en buiten Twitter te beschermen: “Offline harm as a result of online speech is demonstrably real”
De keuze om Trump te schorsen was een bewuste keuze, maar wel één waar Dorsey moeite mee heeft. Die moeite zit er niet zozeer in dat één medium (zoals Twitter) iemand weert – als je het niet eens bent met de voorwaarden van het ene internetplatform zou je immers via een ander medium alsnog je vrijheid van meningsuiting kunnen benutten. Nee, de moeite zit erin dat ook een aantal van de grote online infrastructuurbeheerders stappen hebben gezet om dit soort vermeend onwenselijke inhoud te weren. Serverbedrijven, zoals Amazon’s dochterbedrijf AWS, besloten geen ruimte meer te geven aan Twitter-concurrent Parler, waar veel Trumpvolgers en andere mensen met expliciete ideeën online onderdak hadden gevonden. Hoewel dit moment in de tijd misschien lijkt te vragen om dit soort acties, op de langere termijn is dat volgens Dorsey een onwenselijke ontwikkeling.
Dorsey gelooft dat het internet vrij en open moet zijn, zodat alle meningen en geluiden er een plek kunnen vinden. Hij roemt daarom het principe van bitcoin: het op een blockchain gebaseerde betaalmiddel waarbij er door het ontwerp van het systeem geen enkele persoon of entiteit invloed of controle over uit kan oefenen. Twitter steunt actief het onderzoek naar manieren om een dienst als Twitter te hosten in een omgeving die ook volgens zo’n ontwerp zonder controlerende entiteit is ontworpen.
Het is niet vreemd dat een technologiebaas zo’n open en vrij systeem als ideaal ziet. Binnen Silicon Valley is het geloof in diversiteit groot. Vanuit winstbejag zorgen grote bedrijven er graag voor dat de diversiteit onder hun medewerkers groot is: als de samenstelling van de teams zoveel mogelijk op hun klantenpopulatie lijkt, is de kans van succes van producten en diensten het grootst. Daarbij kijken de bedrijven niet alleen naar diversiteit op gebied van geslacht, etniciteit, geloof, seksuele oriëntatie, leeftijd en fysieke beperkingen – ze letten vooral ook op ‘cognitive diversity’. Diversiteit in opleiding en manieren van denken en probleemoplossen bijvoorbeeld. Die diversiteit streven ze na om een cultuur van ‘psychological safety’ te bewaken. Daarin moet het voor elke medewerker met een nieuw idee veilig voelen om dat idee te opperen. Belangrijkste doel van de cognitieve diversiteit is daarom om een dominante cultuur te voorkomen. In zo’n dominante omgeving kan een individu zich namelijk snel onveilig voelen om iets te opperen dat bij die dominante cultuur mogelijk slecht zou kunnen vallen.
Het lijkt zo’n dominante cultuur te zijn die de oorzaak is dat de signalen over misstanden in de toeslagen niet doordrongen. Er waren signalen van rechters, ambtenaren en ouders, maar die leidden er niet toe dat er iets veranderde aan de (onrechtmatige) manier van werken. Pas na veel onderzoek en onthullingen van RTL Nieuws en Trouw en doorzettingsvermogen van Kamerleden als Omtzigt en Leijten kwam het balletje aan het rollen. Met het aftreden van het voltallige kabinet als gevolg. Conclusie: de beginselen van de rechtsstaat zijn geschonden. Het kabinet stelde een reactie van 26 pagina’s op het rapport ‘Ongekend onrecht’ op.
In de reactie geeft het kabinet aan dat eraan gewerkt moet om ‘signalen breder te herkennen, erkennen en opvolgen’. Hierin zoekt ze onder meer oplossingen als het toevoegen van burgerpanels en cliëntenraden en beter toezicht door Rijksinspecties. Goede stappen natuurlijk om de signalen van buiten naar binnen te versterken. Ook kondigt het kabinet trainingen van ambtenaren aan, bijvoorbeeld om discriminatie te herkennen en voorkomen.
Een andere maatregel is verregaande openheid, waarbij de overheid zich voorneemt minder weg te lakken door een beroep te doen op de grond ‘persoonlijke beleidsopvattingen’ van ambtenaren. Die openheid past op zichzelf erg goed bij de open en vrije manier van met elkaar omgaan waar o.a. Twitterbaas Dorsey op doelt. Tegelijkertijd doemt wel de vraag op of in een omgeving waarin nog sprake is van een dominante cultuur, die openheid er niet juist toe zal leiden dat andersdenkenden wel twee keer zullen nadenken voordat ze een verfrissend idee zullen opperen.
Het is bemoedigend dat de kabinetsreactie op pagina 24 ook kort rept over ‘versterking van het ambtelijk vakmanschap’ en daarbij benoemt: ‘Dat betekent niet alleen iets voor de kennis en vaardigheden van individuele ambtenaren, maar ook voor de samenstelling van teams, de manier van aansturing door leidinggevenden en de organisatorische randvoorwaarden.’ Maar het lijkt daar vooral te gaan over (top)management en niet zozeer te raken aan principes van cognitive diversity en psychological safety. Het zou sterk zijn als de overheid probeert te leren van de technologiereuzen, door die principes hoog in het vaandel te hijsen, nu ze zichzelf opnieuw probeert uit te vinden.