Kikkers koken in een kruiwagen
In Politiek Den Haag wordt geroepen om verandering. Helemaal nieuw is dat niet. In 2017 schreef het toen nieuwe kabinet al in het regeerakkoord dat het op sommige terreinen nodig was om te ‘hervormen voor zekerheid en kansen in een nieuwe economie’. Dat richtte zich toen echter vooral op veranderingen die nodig waren om verworvenheden te kunnen behouden – denk aan ontslagbescherming en pensioenstelsel. De toon is nu anders. Vorige week in de Troonrede sprak de Regering bij monde van de Koning uit dat: “velen onze eigen tijd ervaren als een periode van grote en onvermijdelijke veranderingen. Natuurlijk vanwege de coronacrisis, die ons leven nog altijd sterk beheerst. Vanwege grote binnenlandse thema’s, zoals de toegankelijkheid van de woningmarkt, vermindering van de stikstofuitstoot, kansengelijkheid in het onderwijs en op de arbeidsmarkt, en de bescherming en versterking van de rechtsstaat. En vooral ook vanwege alomvattende problemen als klimaatverandering en schuivende machtsverhoudingen op het wereldtoneel.”
Kortom, er lijkt nu écht meer urgentie gevoeld te worden om de problemen die we voelen aan te pakken. Maar als je kritisch naar de genoemde probleem-thema’s kijkt, dan valt ook dat de meesten ervan kritiek zijn geworden, doordat er té lang is vastgehouden aan zo weinig mogelijk veranderen. Als er eerder was gehandeld, hadden die situaties niet zo kritiek hoeven worden. De grote problemen op de woningmarkt zijn niet pas in 2021 ontstaan: de rente is al vele jaren heel erg laag, de huizen- en grondprijzen stegen al jaren exorbitant, de bevolkingsgroei en veranderingen in de samenstelling van huishoudens worden al vele jaren voorspeld én bevestigd door het CBS. Ook het probleem van stikstofuitstoot en de kansenongelijkheid in het onderwijs of op de arbeidsmarkt zijn niet door een plotseling externe invloed ontstaan. De toeslagenaffaire leidde weliswaar tot een enorme politieke crisis, maar de weeffouten waardoor onzichtbaar bleef hoeveel mensen getroffen werden door ‘Ongekend onrecht’, waren al jarenlang in de overheid geslopen. En hoewel de coronacrisis ons enorm heeft overvallen waren ook daarvoor al voldoende waarschuwingen. Dat een pandemie het gevolg kan zijn van té intensieve concentraties van dieren in de buurt van mensen mag je na de uitbraken van Vogelgriep en SARS in 2003, Q-koorts in 2007, de Mexicaanse Griep in 2009 en MERS in 2012, immers geen plotselinge verrassing noemen.
De vergelijking met het ‘kokende kikker-syndroom’ komt op. Dit syndroom werd beschreven door de Frans-Zwitserse schrijver Olivier Clerc. Hij gebruikt de beeldspraak van een kikker in een pan met water. Als de pan – en dus het water er in – maar heel langzaam wordt verwarmd, zal de kikker zich steeds aanpassen aan de langzaam veranderende omstandigheden. Hij gebruikt bijna ongemerkt zijn energie voor de kleine aanpassingen, waardoor hij op het moment dat het nodig is om zichzelf te redden, geen energie meer heeft om uit de pan te springen. De vergelijking gaat op met mensen in toxische liefdesrelaties, problemen op de werkvloer en andere ongelukkige omstandigheden: als het écht kritiek wordt hebben mensen vaak niet meer de puf om een moeilijke beslissing te nemen. Zou het zo kunnen zijn dat dit patroon ook i ons landsbestuur is geslopen?
Als het zo is: kan je het bestuurders kwalijk nemen dat er steeds energie wordt verspild aan kleine aanpassingen in plaats van het nemen van maatregelen die tot écht grote verandering leiden? Aan de ene kant, ja – we mogen van onze politici toch meer verwachten dan van een kikker!? Aan de andere kant moet je je ook afvragen of het wel reëel is dat er in een steeds verder versnipperend politiek landschap grote beslissingen over grote veranderingen genomen kúnnen worden. De opgave is meestal juist ‘om alle kikkers in de kruiwagen te houden’. Bovendien mist een stip op de horizon: waarnaartoe moet er dan veranderd worden? Voorheen was zo’n richtinggevende stip er wel. Net als in andere Westerse democratische landen, werden partijen en hun politici meer dan een eeuw lang geleid door idealen die op de één of andere manier een voor hen wenkend toekomstperspectief schetsten. Socialisten, christendemocraten, liberalen, ja zelfs anarchisten werden geleid door een op idealen gebaseerd pad dat voor hen was uitgestippeld. Het hielp bij het snel maken van moeilijke beslissingen. In de tweede helft van de 20e eeuw kwam er langzaamaan wat sleet op die idealen. Deels omdat sommige idealen gerealiseerd werden – denk aan gelijke rechten en toegenomen welvaart voor de arbeidersklasse. Deels omdat de achterban minder zwaar begon te tillen aan voorheen diep gevoelde waarden – denk aan directe democratie en traditionele gezinsrollen.
Veel politici vonden echter een andere leidende gedachte die hen hielp bij het maken van politieke keuzes. ‘Het Europees Project’ zou na de Tweede Wereldoorlog zorgen voor een steeds sterker en welvarender Europa. In navolging van de Europese pioniers die vooral gedreven werden door ‘Nooit Meer Oorlog’, werden keuzes gemaakt voor één markt voor goederen, diensten en mensen. Het moest leiden tot één Europa met internationaal aanzien, economische voorspoed en consumentenzekerheid. Tot diep in de jaren ’90 dreef dit ook in Nederland een groot deel van de politici van links tot rechts. Totdat rond de eeuwwisseling politici merkten dat kiezers niet warmliepen voor die Europese gedachte. Het wenkend toekomstperspectief werd verlaten, zonder dat daar nieuwe idealen, visies of doelen voor terug kwamen.
En zo kwamen we in de 21e eeuw in een pan met steeds iets warmer water terecht. Problemen die opkomen proberen we telkens het hoofd te bieden met kleine, symptoom-gerichte aanpassingen. Maar de oorzaak van onze problemen wordt zelden gevonden – en als die al gevonden worden, lukt het niet om ons ervan te ontdoen. En dat is misschien ook wel logisch, want je kan wel uit de pan springen, maar waar kom je dan terecht?
Ondertussen groeit het gevoel van onbehagen in de kruiwagen wel. Het aantal onderwerpen dat steeds met kleine aanpassingen wordt gemanaged, neemt toe. Ook nu nog. Al jaren springen er bijvoorbeeld kikkers uit de borrelende brei in de kruiwagen van de Jeugdzorg (zie bijvoorbeeld berichten bij NOS in 2019, Trouw en Volkskrant in 2020, Parool april dit jaar en zelfs de WRR recent), maar het vuur onder de kruiwagen lijkt nog niet gedoofd te worden. Gedupeerden zullen de schade ervan waarschijnlijk voelen tot in de 22e eeuw. Maar deze manier van besturen is ook nu, in de 21e eeuw, al niet meer houdbaar. Als gevolg van digitalisering en globalisering gaan ontwikkelingen sneller dan ooit. Waar nieuwe diensten vroeger tientallen jaren tijd nodig hadden om tot 50 miljoen gebruikers te komen, had het spelletje Pokémon Go maar 19 dagen nodig, terwijl het toen niet eens wereldwijd beschikbaar was. Pleinen en straten veranderden in chaotische mensenmassa’s. Er was niet tegenop te besturen door de overheid. Dat is ook niet gek, want het contrast met de gemiddelde tijd dat het kost om een wet te maken, zo’n 600 dagen, steekt schril af.
Kortom: het is tijd voor een overheid die sneller én baanbrekender kan veranderen. Om zo burgers te helpen en beleidsdoelen te halen. Wat we nodig hebben? Een nieuwe visie. Nieuwe idealen die helpen om de kaders te schetsen van waar we naar toe zouden moeten willen. Een richtingwijzer zodat kokende kikkers weten aan welke kant ze de pan uit kunnen springen. Nu een extra-parlementair kabinet een realistisch scenario lijkt te worden, opent dat daarvoor misschien wel een kans. Een belangrijk verschil met de kabinetten zoals we die kennen, is dat de keuzes van zo’n extra-parlementair kabinet vooraf niet ingekaderd worden door een lijvig regeerakkoord. De keuzes die een extra-parlementair kabinet moet maken, kunnen onderweg wel gemaakt worden – gedragen door wisselende meerderheden. De enige échte opgave waar de constructieve partijen nu voor staan is om bij aanvang de contouren te schetsen van een écht wenkend toekomstperspectief. Om het met management goeroe Simon Sinek te zeggen: ‘Start with Why’. Het vraagt om afscheid te nemen van informateurs die ‘langs de lijnen van de inhoud’ zoeken naar oplossingen-voor-de-problemen-van-nu. De tijd is rijp voor een (in)formateur die de politiek verenigt langs de lijnen van toekomstperspectieven. Alle partijen hebben beelden hoe de wereld er uit zou moeten zien over 10, 20 en 50 jaar. We hebben een (in)formateur nodig die de verbeelding van al die partijen kan samenbrengen in één wenkend perspectief voor onze toekomst.
Hebben we iemand in Nederland die dat zou kunnen? Ik denk van wel. De voorzitter van Wageningen Universiteit, Louise O. Fresco, liet in haar Ted Talk in 2009 (de originele jaarlijkse conferentie in Californië, zonder x) zien hoe je aan de hand van een eenvoudig voorbeeld over het bakken van brood, onze geschiedenis, de kern van het mens zijn én de uitdagingen door globalisering en mechanisatie in één inspirerend verhaal samen kan brengen. Ze opende eerder deze maand al het gesprek met politici met haar column in NRC, waarin ze politici opriep meer te lezen. Het voormalige lid van de SER heeft als schrijver, wetenschapper en adviseur alle skills in huis om van de dromen van oh zo verschillende politieke stromingen één nieuwe stip op de horizon te schilderen.