De jongen die ‘wolf’ riep
De donkere en koude dagen in december. De tijd om onder de kerstboom de balans op te maken van het jaar. En ook een tijd waarop veel mensen ervan genieten om elkaar het twee millennia oude kerstverhaal vertellen. Dit jaar lijkt het echter logischer om terug te grijpen op een verhaal dat nóg een paar honderd jaar ouder is: de fabel over de jongen die ‘wolf’ riep van Aesopus (7e-6e eeuw v.C.)
De fabel gaat over een jongetje in een herdersgemeenschap, die zijn saaie leventje probeert op te schudden door steeds de alarmbel in het dorp te luiden. Zijn waarschuwingen over een wolf bij de kudde blijken niet waar en weldra wordt hij niet meer geloofd. Totdat er een keer echt een wolf komt en het jongetje én de kudde worden gedood. Hoe die aangevreten schapen er uit moeten hebben gezien, daar hebben we in Nederland sinds dit jaar een beter beeld bij.
Maar als ik dit jaar overpeins, zie ik in deze fabel vooral de parallel met de diverse wetten die enorm ingrijpend zijn op de informatiehuishouding van overheden. Wetten die gemeenten en andere bestuursorganen voor grote opgaven stellen, maar die dit jaar stuk voor stuk blijken te worden uitgesteld. De meest in het oog springende was natuurlijk de Omgevingswet. Ooit zou die per 1 juli 2019 ingevoerd worden, maar in juli 2017 werd al besloten dat dat niet haalbaar was. Daarna volgden als datum achtereenvolgens: 1 januari 2021, 1 januari 2022, 1 juli 2022 en 1 januari 2023. Inmiddels is 1 juli 2023 in de agenda’s omcirkeld, maar pleiten gemeenten voor 1 januari 2024.
Het uitstel van de Omgevingswet is breed in de landelijke media uitgemeten. Meer in de luwte van het nieuws de lijst van uitgestelde wetten veel langer. Wetten die ook van grote invloed zijn op de manier waarop informatiestromen door overheden heen lopen. Die eisen stellen aan de training en instructie van medewerkers en aan de digitale én analoge systemen die gebruikt worden voor veel van de ruim 1100 gemeentelijke processen. En die ertoe leiden dat je als bestuursorgaan met talloze samenwerkingspartners afspraken moet maken. Een korte wrap-up:
- De Wet modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer (Wmebv) verplicht bestuursorganen om voor alle diensten een digitaal kanaal aan te wijzen waarmee burgers of bedrijven hun zaken met de overheid kunnen doen. Een ingrijpende wet die dwingt om zo’n vierhonderd dienstverleningsprocessen stevig tegen het licht te houden. De Wmebv zou op 1 januari 2023 ingaan, maar afgelopen maand bleek uit antwoorden op Eerste Kamervragen dat de minister inmiddels rekening houdt met invoering per 1 januari 2024.
- De reeds in 2021 ingevoerde Wet elektronische publicaties (Wep) krijgt een plicht tot digitale terinzagelegging. In maart 2022 werd al bekend dat die werd uitgesteld naar 1 januari 2023, maar deze maand, twee weken voor invoeringsdatum, bleek het nog eens te worden uitgesteld naar 1 juli 2023.
- De herziening van de Archiefwet kreeg als naam ‘Archiefwet 2021’. De nieuwe wet leidt tot veranderingen in de vernietigingsplicht en de regels voor digitale archivering. Voor sommige bestuursorganen betekent het bovendien dat ze voor het eerst een volwaardige archivaris moeten aanstellen. De wet staat gepland voor 1 januari 2024, maar inmiddels wordt hardop gefluisterd dat dat 2025 zal worden.
- De Wet hergebruik overheidsinformatie (Who) zou worden aangepast om de veranderingen in de Europese open data richtlijn (2019) netjes in Nederlandse wetgeving te laten neerdalen. Er werd een nationale consultatie gestart hoe de Europese regels in Nederlandse wet te verankeren. Er werd een nieuwe wet geschreven. Tijdens corona werd de nieuwe Who uitgesteld naar ‘medio 2022’. Nederland mag zich meten met Bulgarije, het enige andere land dat de richtlijn ook nog niet in eigen wetgeving heeft opgenomen. Omdat dat binnen twee jaar had gemoeten hebben de Europese regels overigens wel directe doorwerking gekregen in Nederland…
- Last but not least, de Wet open overheid (Woo). Die is ingegaan op 1 mei 2022 en vervangt sindsdien de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Naast (passieve) informatieverzoeken, gaat de Woo ook actieve openbaarmaking van overheidsinformatie verplicht stellen. Die actieve openbaarmaking is echter nog niet verplicht: de plicht zal de komende jaren gefaseerd worden ingevoerd. Voor die openbaarmaking moet volgens de wet een door ‘Onze Minister’ beheerd landelijk platform worden gebruikt, maar deze maand hoorden gemeenten dat de ontwikkeling van PLOOI, zoals dat platform heet, waarschijnlijk wordt gestopt. Wat dat precies betekent voor de Woo is onduidelijk, maar dat het tot fors uitstel van actieve openbaarmaking leidt ligt voor de hand.
De overeenkomst tussen deze uitstel perikelen en de fabel van Aesopus is even treffend als pijnlijk: het verdwijnen van geloof dat je de boodschap(per) serieus moet nemen. In een tijd dat het vertrouwen van burgers in hun overheden al extreem laag is, naderen we een nieuw dieptepunt: het vertrouwen van overheden in elkaar neemt fors af. In mijn dagelijks werk zie ik dat gemeenteambtenaren en lokale bestuurders vaak geen geloof meer hebben in de invoeringsdata van nieuwe wetten en regels. Met als gevolg dat ze in de verleiding komen om de nodige voorbereidingen uit te stellen. Vervolgens constateert de minister dat gemeenten nog niet klaar zijn en wordt besloten tot uitstel. Een selffulfilling prophecy…
De vraag is: hoe komen we uit deze vicieuze cirkel van uitstel? Vanuit de landelijke overheid zal men verzuchten dat decentrale overheden hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Vanuit gemeenten wordt binnenskamers al gemompeld dat het taboe op het aantasten van lokale autonomie maar eens van tafel moet, omdat het soms toch beter is als het Rijk concreet voorschrijft wat ze moeten doen. Het is een schoolvoorbeeld van het kip-en-ei probleem. Maar beide gevallen hebben een gezamenlijke voorwaarde voor succes: het brengen van samenhang in al die verschillende wetten en regels die de informatiehuishouding raken. Voor gemeenten betekent die samenhang dat ze niet per nieuwe wettelijke plicht een project optuigen, maar het lef hebben om de regie te nemen door ze in één programma te vatten waarin je de implementaties gebruikt om ook je eigen organisatiedoelen te realiseren (zaakgericht werken, helder taalgebruik, elkaar aanpreken op gedrag, reorganisatie). Voor het Rijk betekent het dat het hoog tijd wordt om in te gaan op de oproep van verstandige en gezaghebbende mensen om een kaderwet te maken waarin al die verschillende wetten en regels in samenhang gebracht gaan worden. Het zou mooi zijn als beide overheidslagen deze samenhang onderdeel maken van hun goede voornemens voor 2023!